Jan de Natris
13-11-1895 Amsterdam
16-9-1972
clubs: |
|
Swift Amsterdam Blauwwit Amsterdam Ajax Amsterdam Vitesse Arnhem |
interlands: |
|
23 x 1920 t/m 1925 |
jan de Natris was in vele opzichten een vreemde eend in de bijt: hij kwam uit een Amsterdams arbeidersmilieu (zijn voornaam werd ook als "Jen" uitgesproken), terwijl de meeste Nederlandse topvoetballers in zijn beginjaren uit de "betere kringen" kwamen. Hij begon zijn carrière bij Swift en kwam via Blauw Wit in 1914 bij Ajax terecht. Daar moest hij drie jaar wachten, voor hij een plaats in het eerste elftal kreeg. Dat hij iedere week bij het bestuur kwam vragen of hij voor zondag nu eindelijk was opgesteld, zal aan die lange wachttijd allicht hebben bijgedragen.
De Natris was uniek, in alles was Jan de Natris een echte vedette. Hij was in de jaren twintig de beste voetballer van Nederland; een tweebenige buitenspeler, voor wie de bal geen geheimen kende; lastig voor tegenstanders en medespelers; op handen gedragen, maar ook wel verfoeid door het publiek; gekoesterd en vaak ook vervloekt door bestuursleden.
De Natris is in zijn tijd vaak een 'humeurige' voetballer genoemd. Het was bij hem alles of niks. Als de vorm er was en het humeur zonnig, speelde hij net zo gemakkelijk linksbuiten als rechtsbuiten. Bij Ajax stond hij meestal op rechts, bij Oranje vaker op links. Het maakte hem eigenlijk niets uit. ‘Van nature ben ik rechts, maar ik ben ervan overtuigd dat zogenaamd eenbenige voetballers alleen maar door een zekere gemakzucht eenbenig zijn en blijven. Iedereen heeft een natuurlijke voorkeur, maar door van kinds af aan met een tennisballetje ook het linkerbeen te oefenen, heb ik op den duur in beide benen hetzelfde gevoel gekregen.’
Medespelers van Jan de Natris kregen anderzijds soms een punthoofd van hem. Wanneer de bal niet zuiver genoeg in zijn richting werd gespeeld, kon Jan demonstratief stil blijven staan. De blikken in de richting van de ploeggenoot waren vervolgens dodelijk. Overhoop lag de publieksspeler pur sang ook herhaaldelijk met officials. Toen Ajax in 1919 de kampioenswedstrijd tegen Willem II moest spelen, versliep de vedette zich. Hij miste de trein en Ajax moest het in Tilburg zonder De Natris doen. Dat incident werd door het bestuur van Ajax naar voren gehaald, toen hij de club tot tweemaal toe in de gordijnen joeg met zeer laat gemelde verzoeken om overschrijving naar De Spartaan (in 1921) en naar Vitesse (in 1925). De leiding van Ajax stelde na die ervaringen verbitterd dat dit probleemkind - als jongen van eenvoudige afkomst gevormd bij de Amsterdamse arbeidersclubs Swift en Blauw Wit - nooit meer bij Ajax zou worden toegelaten. Even zo vrolijk kwam De Natris toch steeds weer terug. Hij was nu eenmaal de topvoetballer van zijn tijd en dat woog uiteindelijk voor Ajax het zwaarst.
Die dubbele houding was ook de Bondsleiders niet vreemd. Velen gruwden van het gedrag dat De Natris zich bij het Nederlands elftal permitteerde. Hij leidde onder meer de ’opstand’ bij Oranje tijdens de Olympische Spelen van 1920 in Antwerpen. Niet zonder reden had de sterspeler scherpe kritiek op het feit dat de voetballers in veel te kleine en benauwde hutten op het marineschip Hollandia in de Schelde waren ondergebracht. De Natris vroeg zich in het openbaar af waarom de officials in de beste hotels zaten en de sporters genoegen moesten nemen met een derderangs accommodatie. Toen hij samen met enkele andere spelers uit balorigheid een in bruikleen ontvangen collectie grammofoonplaten naar de bodem van de Schelde keilde en vervolgens ook nog eens de bloemetjes buiten zette in het Antwerpse nachtleven, werd De Natris geschorst voor de laatste wedstrijd tegen Spanje.
De voetbalbond vertrouwde ook allerminst zijn vele overschrijvingen. Al kort na zijn overgang van Blauw Wit naar Ajax in 1917, had De Natris zich in opvallend liberale woorden uitgelaten over beroepsvoetbal. Alom werd gefluisterd dat hij geld had aangenomen bij zijn ’transfers’ naar De Spartaan en Vitesse. Van Bondszijde volgden onderzoeken naar zijn amateurstatus, maar nooit kwam iets illegaals aan de oppervlakte. Jan de Natris was niet alleen een zeer technische en productieve buitenspeler, hij was ook nog zeer snel. Ooit liet hij 11,1 op de 100 meter klokken. Met zijn Ajax-vrienden Frans Couton en de internationals Hein Delsen en Jan van Dort, vormde hij een estafetteploeg, die succesvol was op de sintelbaan.
In 1953 haalde Jan de Natris nog eens het nieuws. Hij bleek zich als ’adviseur’ aan de Nederlandse Beroeps Voetbal Bond te hebben verbonden. De Natris kwam al gauw tot de conclusie dat hij bij dezen ’wilde:’ NBVB in hoofdzaak met vreemde scharrelaars te maken had. Nog voor eind 1954 de NBVB overeenstemming bereikte met de KNVB, waardoor het semi-profvoetbal in Nederland officieel van start kon gaan, had de vedette van weleer zijn adviseurschap al beëindigd.