Gep Landaal
2-12-1899 Apeldoorn
1-7-1975
clubs: |
|
AGOVV Apeldoorn |
interlands: |
|
8 x 1929 t/m 1930 |
Tot diep in de jaren twintig was het Nederlands elftal het domein van voetballers uit het westen. In dat licht bezien was Nederland-Noorwegen op 3 november 1929 bijzonder. Die dag bestond de vijfmansvoorhoede voor de eerste keer uit louter ’provincialen’. Een succes was het niet. De Noren wonnen met 4-1; vooral het binnentrio kreeg ervan langs. Rechtsbuiten was Gep Landaal (AGOVV), rechtsbinnen Cor Kools (NAC), midvoor Manus van Loon (Willem II), linksbinnen Jan van den Broek (PSV) en linksbuiten Evert van der Heijden (Wageningen). Na 1929 vormden nog maar een maal vijf aanvallers van provincieclubs de voorhoede van Oranje: op 25 oktober 1953, toen België‘ met 1-0 werd geklopt.
Dat in 1929 de buitenspelers niet eens van de beste clubs uit het oosten kwam, werd in het westen als een aanfluiting beschouwd. Een Amsterdams sportblad noemde Landaal en Van der Heijden 'boerekoolvoetballers'. Op die neerbuigende kritiek, antwoordden zij bij de eerstvolgende wedstrijd tussen AGOVV en Wageningen gevat. Getooid met twee stronken boerenkool begroetten zij het publiek.
Landaal was een lange, snelle rechtsbuiten met een mooie voorzet en een hard schot. In de lente van 1929 werd hij bij Oranje als rechtsbuiten de feitelijke opvolger van Jan Elfring, nadat Adje Gerritse van het Gooi tegen de Zwitsers eerst was geprobeerd, maar na scherpe kritiek op zijn spel meteen werd geschrapt. In het najaar van 1930 moest Landaal plaatsmaken voor de veel kleinere en technisch aanzienlijk betere Law Adam. Landaal had in het maatschappelijk leven succes. Hij was directeur van de machinefabriek Landaal-De Schelde.