Carol Schuurman
17-8-1934 Den Haag
3-4-2009
clubs: |
|
cromvliet Den Haag, ADO den haag, DHC Delft, RCH Heemstede |
interlands: |
|
4 x 1958 t/m 1961 |
Schuurman speelde oorspronkelijk bij Cromvliet. In 1953 verkaste hij naar ADO. Hij vormde samen met Theo Timmermans, Mick Clavan en Lex Rijnvis de voorhoede van de Haagse ploeg. In seizoen 1956/57 werd ADO met Schuurman en trainer Rinus Loof kampioen van de Eerste divisie, waardoor het promoveerde naar de Eredivisie. Schuurman scoorde dat jaar 29 doelpunten.
In 1959 en 1963 speelde Schuurman met ADO in de finale van de KNVB beker, die echter beide keren verloren ging. Voor ADO speelde hij in totaal 166 Eredivisiewedstrijden, waarin hij 106 doelpunten maakte. In 1963 werd hij slachtoffer van de verjongingsdrift van de nieuwe trainer Ernst Happel en verkaste hij naar DHC uit Delft. Twee jaar
later verruilde hij deze ploeg voor RCH, waarvoor hij nog één seizoen uitkwam.
Bijna alles had Carol Schuurman om een absolute topvoetballer te worden: tweebenigheid, techniek, scoringsdrift, overzicht. Het ontbrak hem hooguit aan een professionele instelling. Schuurman was als voetballer eerder een liefhebber dan een winnaar. ‘Het spel verdelen, anderen voor de goal zetten, dat vind ik eigenlijk mooier. Scoren beschouw ik als een bijkomstigheid.’
In het Nederlands elftal voelde Carol Schuurman - in het dagelijks leven tegelzetter - zich niet echt op zijn gemak. Aanvankelijk werd hij door Faas Wilkes en Abe Lenstra niet helemaal serieus genomen. Bovendien botste hij met de KNVB-officials. ‘Ik was nu eenmaal geen meegaand type, ik zei nogal gauw waar het op stond.’
Na zijn profcarrière kwam hij tot zijn veertigste uit voor het door Karel Jansen getrainde eerste elftal van amateurclub RVC uit Rijswijk, waar op dat moment onder andere ook Aad de Mos speelde. In 1971 verloor deze ploeg de strijd om het nationale kampioenschap bij de zondagamateurs van VV Caesar. Ook maakte Schuurman enkele keren deel uit van het team van oud-internationals.