Voetbalwoorden
In deze rubriek bespreekt voetbalhistoricus Kees van der Waerden iedere maand een voetbalwoord dat in onbruik is geraakt. De verdwenen voetbalterm wordt verbonden met de herinnering aan een legendarische voetballer.
periode 1880 - 1900 | Headen (Jan Stok 1874 - 1945)
Toen Sparta in het seizoen 1893/94 promoveerde naar de eerste klasse was het de spil Jan Stok die de aandacht trok. Bij voorzetten sprong hij op en probeerde de bal met het hoofd weg te koppen. Dit zogenaamde ‘headen’ was nog weinig vertoond op de Nederlandse velden, maar bleek een succesvol middel om de tegenstander af te troeven. Waar had Stok dit kunstje geleerd?
Begin jaren negentig speelde Sparta enkele vriendschappelijke wedstrijden tegen Engelse teams. In 1893 brachten de Spartanen zelfs een bezoek aan Engeland en speelden daar tegen het Engelse Felixton. Stok zag dat de Engelsen bij hoge ballen vaak het hoofd gebruikten (head-play) en dat dit in aanvallend en verdedigend opzicht uiterst effectief was. De kopbal werd destijds uitgevoerd als een soort rechtstandige trampolinesprong met de armen langszij. Deze Masaï-sprong vormde een dissonant in het voetbal, dat toen nog rugbyachtige trekken vertoonde. “Heading savours more of clowning than of manly play”, schreef Shearman in 1887. Er gingen in Engeland dan ook stemmen op om het kopspel te verbieden. Zover is het niet gekomen, maar de ‘headers’ werden wel een prooi voor aanvallers en verdedigers.
Headen is de Nederlandse verbastering van het Engelse to head, dat vanaf begin jaren negentig in de sportverslagen is terug te vinden. Zo lezen we in een wedstrijdverslag over verdediger Jan Stok: “Stok schijnt zich hoe langer hoe meer op het headen toe te leggen, hetgeen hem zeer goed afging.” (De Athleet 13-01-1894) Een dag later volgde de returnmatch tegen het Engelse Harwich&Parkeston, waarin het gedrag van Stok opnieuw opviel: “Stok headde nog beter dan den vorigen dag, zoodat hij eigenlijk meer met zijn hoofd dan met zijn beenen uitrichtte.” (De Athleet 13-01-1894) Het headen was niet langer een noodredding en Stok werd respectvol bejegend als kopspecialist. Toen een voetbalreporter enkele jaren later in 1897 schreef “…Stok met zijn koppen”, was dit geen grap meer, maar een heus compliment. Het kopspel van de Spartaan was inmiddels vermaard en met zijn headen beschikten hij over een extra wapen, waarin hij zich onderscheidde van zijn oppo-nenten.
Het is een misvatting om te denken dat het koppen op de Nederlandse velden in de jaren negentig van de negentiende eeuw een noodgreep was. Scheidsrechter Groothoff schreef dit bijvoorbeeld in 1947: “Er werd wel is waar reeds in de jaren van ’90 gekopt, doch dat was in veel gevallen slechts een waaghalzerig soort noodredding en nog geen algemeen en bewust gebruikt onderdeel van de techniek.” Deze stelling is onjuist. Reeds Mulier wees in 1894 op het belang van het koppen en gaf aan dat een middenspeler, evenals de voorhoedespeler en de verdediger, de techniek moet beheersen om ver en juist met het hoofd te kunnen stoten.
Mulier vond het gevaar van een ‘header’ zo groot dat hij adviseerde om een speler als Stok tegen de grond te werken als hij de bal dreigde weg te koppen: “Stok te beletten zijn plan ten uitvoer te brengen, door op het juiste oogenblik storm te loopen.” Een speler die dit regelmatig uitprobeerde was R.A.P.-speler Beltman, maar Stok liet zich niet zomaar van de sokken lopen en maakte op voor ons ongewone wijze gebruik van zijn lichaamskracht: “Ik herinner me tenminste nog levendig de prettige botsingen tusschen Jan Stok en Beltman, die af en toe den bal maar lieten voor wat hij was om elkaar eens stevig te kunnen ‘nemen’.” (Voorwaarts 31-03-1928) De ellenboog was toen nog niet uitgevonden. In de jaren negentig was er niemand die meer en beter kopte dan de Spartaan Jan Stok. Hij was hierdoor voor Sparta in deze periode een van de meest waardevolle spelers.
In het voorprogramma van de wedstrijd België – Nederland in 1905 voetbalde Stok mee bij de veteranen van Sparta. De 31-jarige aanvoerder kreeg na afloop ten overstaan van 30.000 toeschouwers een metalen krans overhandigd om in het clubvaandel te hangen. Vanaf 1910 werkte hij als sportjournalist bij verschillende bladen. In 1924 deed Stok nog een keer van zich spreken in een wedstrijd van het Rotterdams elftal tegen de oud-internationals. Het laatste bericht over Jan Stok dateert van mei 1944, waarin hij in Het vaderland en het Nieuwsblad van Friesland gefeliciteerd wordt met zijn zeventigste verjaardag en herinnert wordt als de bekende Rotterdamse sportman, die in zijn jonge jaren voorzitter en aanvoerder was van Sparta en zes maal uitkwam voor het Nederlands elftal. Dat hij het koppen op de Nederlandse velden introduceerde en een begenadigd ‘header’ is geweest, was men toen al lang vergeten.